Terugblik evenement: Lezingen bij April in Paris

Terugblik evenement: April in Paris

 

We kijken terug op een mooi evenement bij April in Paris georganiseerd door ons bestuurslid Pao Lien Djie. Bij Evi Vingerling werden we warm ontvangen in haar huis met bijzondere kunstcollectie. April in Paris is een privécollectie die op afspraak te bezoeken is. Hier ontmoetten we een netwerk van vrouwelijke kunstenaars (WAGA), waar Evi lid van is. Voor het eerst koppelden we ArtTable aan een ander netwerk. Dit was een interessante en leerzame ontmoeting.

Mirjam Westen gaf een bevlogen lezing over Liesbeth Brandt Corstius, ArtTable lid van het eerste uur. Mirjam werkte samen met Liesbeth in Museum Arnhem en sprak over haar ideeën over kunst, leidinggeven en feminisme.

Janice McNab sprak namens de WAGA over Hilma af Klint. Ze werkte mee aan onderzoek naar Klints leven wat getoond wordt in een grote tentoonstelling in Tate. In het najaar komt de tentoonstelling naar Kunstmuseum Den Haag. 

Dank aan ons bestuurslid Pao Lien Djie  voor de organisatie, Evi Vingerling voor het openstellen van haar huis, Mirjam Westen en Janice McNab voor het geven van deze inspirerende lezingen.

Brief van Mirjam Westen

Een pandemie, drie verplichte tijdelijke sluitingen voor culturele instellingen, dit alles had ook effect op de ArtTable bijeenkomsten afgelopen jaar. Treffend vergeleek filosofe Marjan Slob dit schokkende jaar met een grote omgewoelde mierenhoop. “Een samenleving helemaal in de war, driftig doende de eitjes te redden en nieuwe routines te ontwikkelen”. Eén daarvan werd wat mij betreft geplaveid door de digitale mogelijkheden: we konden en kunnen ons als nooit tevoren laven aan de vele rondleidingen, podcasts, interviews met kunstenaars en viewing rooms waarmee culturele instellingen, biënnales, galeries en kunstbeurzen zich nu online presenteren. De lockdowns sluiten fysieke nabijheid uit, maar ontsluiten op een andere wijze een vloed aan informatie en brengen verre werelden dichtbij. Tijdens verschillende ‘webinars’ en online conferenties wist ik me vanuit thuis opeens verbonden met deelnemers vanuit de hele wereld, zonder dat ik ervoor had hoeven reizen.

Het lijkt erop dat het grote aanbod aan digitale presentaties drempelverlagend voor de kunst werkt, zeker voor millennials. Maar het laat onverlet dat digitale presentaties weer andere drempels opwerpen, zeker voor een netwerkorganisatie. Hoe kijken onze leden daar tegenaan?

De eerste ArtTable bijeenkomst waar we elkaar na de eerste lockdown op veilige afstand – want in de openlucht – weer konden ontmoeten was bij de nieuwe presentatie instelling Machinery of Me in Arnhem in juli. Na het zomerreces droegen we verplicht een mondkapje tijdens het bezoek aan de vernieuwde Lakenhal in Leiden en stond directeur Meta Knol ons te woord vanuit haar thuisquarantaine. In oktober bezochten we in ‘tijdslots’ de indrukwekkende tentoonstelling Trembling Landscapes in Eye Filmmuseum, gevolgd door een in groepjes opgesplitst gesprek met gastcurator Nat Muller.

De Nieuwe Pitch It bijeenkomst waarvan we hoopten dat deze ook live kon plaatsvinden vond na nieuw aangekondigde maatregelen online plaats. De bijeenkomst die werd gemodereerd door ArtTable lid Femke Hameetman was anders dan de vorige Pitch Its: niet de leden deelden ditmaal hun ideeën, maar Astrid Elburg, Emma Harjadi Herman en Guinevere Ras waren te gast. Zij vertelden gloedvol over hun praktijk die is gericht op het inclusiever maken van de kunstwereld.

Het inclusiever maken van de kunstwereld gaat niet over een nacht ijs. Er lijkt na decennia aan discussies, pleidooien en initiatieven iets fundamenteels te verschuiven. Het ICOM (International Council of Museums) werkt aan een nieuwe definitie van het museum: het gaat niet meer alleen in neutrale termen over verwerving, behoud, onderzoek en presentatie maar over het museum dat ook staat voor een democratiserende, inclusieve en meerstemmige ruimte, voor kritische dialoog over het verleden en de toekomst, voor een instelling die zich inzet voor gelijke rechten en gelijke toegang tot het erfgoed voor alle mensen.

Het streven naar inclusie en meerstemmigheid heeft gevolgen voor de bekende ‘routines’, de machtsverhoudingen in de kunstwereld. Op nummer 1 van de Power 100 lijst die elk jaar wordt gepubliceerd door het internationale tijdschrift ArtReview staat niet een ambitieuze museumdirecteur, galeriehouder of veelgevraagde kunstenaar maar de antiracistische Black Lives Matter beweging. Andere maatschappelijke bewegingen op deze Power 100 zijn #MeToo (op 4) en het initiatief van kunst en klimaatwetenschappers Feral Atlas (op 15). Op nummer 2 staat het Indonesische curatoren collectief ruangrupa dat in 2016 in Arnhem Sonsbeek samenstelde en in 2022 Dokumenta in Kassel gaat leiden. Hun werkwijze staat garant voor een andere, minder centralistische aanpak en voor kunstenaars waarvan de Europese kunstwereld niet eerder heeft gehoord. De grote vraag overigens die nu door de pandemie opnieuw actueel is of megatentoonstellingen zoals Dokumenta, Manifesta, biënnales en triënnales hun langste tijd hebben gehad. Met betrekking tot musea werd deze vraag al eerder kritisch gesteld en beantwoord in een artikel in de NRC door Meta Knol. De recente uitgave van het Duitse tijdschrift Kunstforum International (nr 271) belicht uitvoerig de voor- en nadelen van grootschalige biënnales.

Met het streven naar een meer inclusieve en meerstemmige kunstwereld worden niet alleen de huidige machtsverhoudingen maar ook de canonvorming en het ‘stardom’ ter discussie gesteld. Vanuit een andere invalshoek haalt de #MeToo beweging de negatieve, onacceptabele kanten van het ‘stardom’ over het voetlicht. ‘Sterren’ kunnen vallen, en ten val gebracht worden, zoals bleek na recente publicaties in de NRC over seksueel overschrijdend gedrag van een succesvolle kunstenaar, regisseur en dirigent in Nederland. (En met hen diegenen die hun gedrag jarenlang gedoogden).1

Over canonisering gesproken: de canon ter discussie stellen betekent niet dat hij moet worden afgeschaft, en al helemaal niet op het moment dat er heel veel namen van vooral vrouwelijke en zwarte kunstenaars aan worden toegevoegd “Canonizing helps us to systematically turn information into knowledge. And knowledge grows and deepens only when there are certain frames of reference that are shared”, zo schreef ik eerder.2

Daarom was ik ook zo verrukt van het geweldige #20 winternummer van SeeAllThis. Op uitnodiging van hoofdredacteur Nicole Ex zette curator Catharine de Zegher 379 ‘pretty brilliant’ vrouwelijke kunstenaars in de schijnwerpers.3

En ook ander leuk nieuws over sterren uit eigen gelederen wil ik onder jullie aandacht brengen: mede-oprichtster van ArtTable, Marieke Sanders kwam in talloze artikelen in het nieuws na de schenking van 225 kunstwerken aan de Staat der Nederlanden. Een selectie ervan wordt getoond t/m 21 maart 2021 in de tentoonstelling Collector’s Item in het Centraal Museum in Utrecht.

ArtTable lid Pauline Burmann ontving afgelopen zomer een koninklijke onderscheiding (Ridder in de Orde van Oranje-Nassau) vanwege haar kennis op het gebied van kunst uit het Afrikaanse continent en haar decennialange inzet voor Stichting Thami Mnyele, die een award en artist-in-residency mogelijk maakt voor kunstenaars uit Afrika en de Afrikaanse diaspora. De tentoonstelling ‘Çrossing Cultures’ met werk van deze kunstenaars om het 30-jarig jubileum van de stichting te vieren is onlangs geopend in CBK-Zuidoost en te zien tot 21 februari.

Ook ArtTable gaat het komend jaar haar 15e verjaardag vieren. Aan het jubileumsymposium ‘Empowering Voices in the Art World’ zullen tal van inspirerende sprekers deelnemen. Save the date en zegt het voort want het wordt toegankelijk voor iedereen: zondag 18 april 2021.

Zowel het symposium als de nieuwjaarsborrel op donderdagavond 7 januari zullen online plaatsvinden, dit alles vanwege de overbekende reden. Ik snak naar het vaccin dat het hopelijk mogelijk maakt dat we elkaar weer als vanouds kunnen ontmoeten.

Ik verheug me erop om samen het glas te heffen op 7 januari en op de kennismaking met zes nieuwe leden. Ik hoop dat alle leden zullen gaan inloggen om hen te verwelkomen!!

Rest mij jullie namens alle ArtTable bestuursleden hele fijne feestdagen toe te wensen, en een gezond en voorspoedig 2021!

Mirjam Westen

Voorzitter ArtTable Nederland

1 In 2018 is https://mores.online/ in het leven geroepen, het centrale meldpunt voor ongewenste omgangsvormen in de podiumkunsten-, televisie- en filmsector, kunstvakonderwijs en musea.

2 Zie o.a. Ruth Iskin ed., Women Artists and the Canon. Discussion for Revisioning the Modernist Art Canon. (Routledge, 2016).

3Catharine de Zegher publiceerde in 2014 het boek women’s work is never done en de catalogus Inside the Visible: An Elliptical Traverse of Twentieth Century Art in, of, and from the Feminine (MIT Press, 1996).

Brief van Mirjam Westen

Beste ArtTable leden,

Ook ArtTable heeft de geplande activiteiten afgelopen maanden noodgedwongen moeten uitstellen door het Covid-19 virus. Wij hopen de eerste bijeenkomst weer te kunnen organiseren in augustus, ijs en weder dienende. Ondanks de veerkracht die veel culturele instellingen hebben getoond, door het organiseren via digitale kanalen van instagram live interviews, huiskamergesprekken, boekbesprekingen en presentaties van collecties, videowerken en films, betekent het virus een aanslag op eenieder. Wat de gevolgen op de korte en op de lange termijn zullen zijn voor de kunstwereld, daarover kunnen we kort zijn: dramatisch. De opdrachten voor menig freelancer zijn gecanceled of verschoven of men werkt nu noodgedwongen in andere sectoren dan kunst en cultuur. Grote evenementen zoals biënnales die dit jaar zouden plaatsvinden zijn verschoven naar volgende jaren, waaronder Riga, Manifesta, Sonsbeek, Biënnale Venetië et cetera. Bij menig culturele instelling, vooral die die het van publieksinkomsten moeten hebben, zal het erom spannen. Twee recente studies van UNESCO en ICOM (International Council of Museums) becijferden dat wereldwijd 90% van de musea tijdelijk moest sluiten. Voorspeld wordt dat 13% van de musea, vooral in de kleine steden, voorgoed zijn deuren dicht zal doen. In Nederland was het Tassenmuseum de eerste die aangaf te zullen sluiten, gevolgd door het luiden van de noodklok van het o zo jonge HEM, waar de investeerder/ projectontwikkelaar zich terugtrok. Van massaontslagen bij de grote musea in Nederland is (nog) geen sprake – 0 uren contracten niet meegerekend – , dat ligt anders bij de grotendeels privaat gefinancierde musea in de Verenigde Staten; alleen al het Metropolitan, het Whitney Museum, Guggenheim en MOMA in New York ontsloegen honderden publieksmedewerkers, rondleiders, educatoren, winkelverkopers etc.

Hoewel de vraag al vele malen eerder is gesteld, maakt deze lockddown de vraag opnieuw relevant, welke invloed zal internet hebben op het maken van kunst en op het beleven van kunst? Na twee maanden kunst bekijken online, tentoonstellingenbezoek online, museumcollecties doorspitten online, voelt eenieder zich zoals een André Malraux die vanuit zijn beeldarchief ‘Museum zonder Muren’ ontelbare combinaties maakte met reproducties uit verschillende tijden en continenten. Maar hoeveel mogelijkheden de virtuele wereld ons ook biedt, het is ons meer dan ooit duidelijk geworden hoe fijn het is gewoon op locatie kunst live te bekijken, te overdenken en te bespreken, en hoe wezenlijk het is om dat uit te wisselen met anderen. Gelukkig zijn vanaf 1 juni de galeries, kunstinstellingen en musea weer voorzichtig geopend, waarbij we ons zullen moeten houden aan het ‘anderhalvemeteren’ en het reserveren van tickets. Maar bijeenkomsten organiseren wordt nog afgeraden. Wij proberen de komende tijd op een andere manier invulling te geven aan onze netwerkfunctie, te denken valt aan instagram live interviews, boekbesprekingen via zoom, over datgene wat ons raakt en dat we willen delen. Jullie horen binnenkort meer over onze plannen.

Wij missen jullie!!

 

Door Mirjam Westen.

Column van Mirjam Westen

Veel cultuurinstellingen onderkennen het belang ervan, maar tegelijkertijd “is er sprake van een zekere vrijblijvendheid als het om culturele diversiteit gaat”. Binnen de kunstwereld in Nederland is overwegend sprake van een “ blanke monocultuur”. Dit zijn maar een paar van de scherpe conclusies van het rapport De Olifant in de kamer. Staalkaart culturele diversiteit in de basisinfrastructuur’ uit 2009. Op basis hiervan werd de Code Culturele Diversiteit ontwikkeld, gericht op de vier P’s: Publiek, Programma, Personeel en Partners.

Tien jaar later heeft dit onderwerp nog niets aan relevantie én urgentie verloren. Diversiteit en inclusiviteit komen al jarenlang terug in beleidsnotities, toch verandert er weinig. Mensen ‘van kleur’ herkennen zich niet als ze kunst en cultuurinstellingen bezoeken en zij voelen zich daardoor niet welkom. “Ook ik wil mezelf tegenkomen op de muren van het Stedelijk of het Rijks. En dan niet alleen als page…”, zo vatte regisseur en schrijver Neske Beks haar ongenoegen over de ‘witte canon’ samen, in tijdschrift Museumvisie in 2016. In soortgelijke bewoordingen uitte Harriet Duurvoort haar kritiek onlangs in De Volkskrant: “Kunst verheft, maar vooral ook kunst waarin je iets van je eigen achtergrond herkent, zeker in een samenleving waarin die achtergrond vaak negatief wordt geduid.”

Herkenning bieden was een belangrijk uitgangspunt voor het Zuid-Afrikaanse team van curatoren dat vorig jaar zomer de Berlijn Biënnale samenstelde. Onder de titel “We Don’t Need Another Hero” (geïnspireerd op het lied waarmee Tina Turner furore maakte in 1985) streefde hoofdcurator Gabi Ngcobo niet naar een representatief overzicht. Evenmin wilde zij de bezoeker de les lezen over het postkolonialisme. De curatoren beoogden een tentoonstelling “waarin zij zichzelf weerspiegeld zien”. De kunst van de Afrikaanse diaspora had een belangrijke plaats in hun selectie. Er was zoveel aandacht in de pers voor het feit dat het curatorenteam “all black” was, dat er verder niet werd gerept over een ander onderscheidend aspect van hun selectie: ik telde meer dan 80% vrouwelijke kunstenaars! Met – voor mij – vele verrassende onbekenden ((Mildred Thompson), als bekenden (Dineo Bopape).

Niet alleen op (inter)nationale kunst biënnales is er meer ruimte om anderen dan ‘the usual suspects’ aan het woord te laten, ook in de museale wereld vinden verschuivingen plaats die verder strekken dan goede voornemens. Het Baltimore Museum of Art bij voorbeeld, ontzamelde vorig jaar zeven werken van onder anderen Franz Kline, Robert Rauschenberg en Andy Warhol uit de collectie en liet ze veilen. Met de opbrengst ervan kocht het museum 23 werken van vrouwelijke kunstenaars en ‘artists of colour ‘. Musea realiseren zich vaker dat zij niet voorbij kunnen gaan aan incomplete geschiedenissen en aan eenzijdige visies, zo verdedigde directeur Chris Bedford zijn beslissing. “Door werk aan te kopen van belangrijke zwarte en vrouwelijke kunstenaars in Amerika en significante werken uit Korea, China, Mexico en Japan, hopen wij op systematische wijze de omissies in de collectie te benaderen, alsook de canon en historische narratieven via kunst uit te breiden.”

De ontzameling werd in de pers al snel uitgemeten met koppen als “Move to Deaccession Works by White Men to Diversify Its Collection” en leidde tot een storm van protest. Het museum antwoordde daarop dat het werk dat werd afgestoten min of meer een herhaling was van ander “more significant” werk van dezelfde kunstenaar in de collectie. Het Baltimore maakte letterlijk ruimte en is 23 schitterende werken rijker, van onder anderen Njideka Akunyili Crosby, Amy Sherald, Wangechi Mutu, Yun-Fei Ji, Kenji Nakahashi en Chuck Ramirez.

Ook MOMA in New York laat weten zijn beleid aan te passen. Of het ook werken uit de collectie gaat afstoten is mij niet bekend, wel dat het komende zomer zijn deuren sluit om de uitbreiding van het gebouw te voltooien én in de ‘rehang’ meer aandacht te besteden aan kunst van vrouwen en van bevolkingsgroepen als Latino’s, Aziaten en Afro-Amerikanen. Vanaf eind jaren zestig wordt op de stoepen van musea in Amerika geprotesteerd tegen ‘eenzijdig’ tentoonstellings- en aankoopbeleid, hopelijk worden de kunstinstellingen nu eindelijk kleurrijker!

Door Mirjam Westen.

Column van Alexandra Landré

Tijdens haar jaarlijkse congres afgelopen september in Kyoto presenteerde de internationale museumvereniging ICOM een nieuwe definitie van ‘het museum’. Het moest een degelijke functieomschrijving zijn, met oog voor de veranderende rol van culturele instellingen aan het begin van de 21e eeuw. De goedbedoelde poging maakte een storm van kritiek los over de ‘politieke’ invulling van musea als organisaties die ‘menselijke waardigheid en sociale rechtvaardigheid, globale gelijkwaardigheid en wereldwijdwelzijn’dienen na te streven. Want volgens de critici hoort een museum zich te onthouden van dergelijke politieke uitspraken en positionering; het hoort juist een veilige haven binnen de steeds sterker gepolariseerde samenleving te zijn. Dit argument vindt ook zijn weerslag in het Nederlandse debat, zoals onlangs nog in de kritische reactie van Anna Tilroe op de stellingname van Rein Wolfs ten opzichte van de Zwarte Pietdiscussie.

Dit roept echter de vraag op of dit eigenlijk nog bestaat in de kunsten anno 2020: neutraal blijven en geen politiek standpunt innemen. En hoe zit het met diversiteit, emancipatie en inclusiviteit – begrippen die centraal staan in het huidige cultuurlandschap? Zijn ook deze politiek gekleurd en misschien wel een probleem? Het zijn ideeën die gestoeld zijn op liberale, democratische waarden, maar in de praktijk soms geassocieerd worden met ‘links’ of zelfs ‘elitair’. Toch lijken deze zich voor het gehele politieke spectrum te lenen.

Dat laat ook de kersverse directeur Piotr Bernatowicz van het gerenommeerde Ujazdowski Castle Centre for Contemporary Art in Warschau zien. Het museum staat internationaal bekend om zijn progressieve en geëngageerde hedendaagse kunstprogramma. Bernatowicz ziet juist hier kansen om diversiteit te vergroten. Hij beoogt ruimte te geven aan kunstenaars die door de huidige voorkeur in de kunstwereld voor werk met thema’s zoals genderidentiteit, klimaatverandering en antifascisme juist buiten de boot dreigen te vallen. Zijn programma richt zich dan ook op de – volgens hem – gemarginaliseerde verhalen waarin traditionele familiewaarden, conservatisme en patriottisme centraal staan. Zijn vertrekpunt is hiermee helemaal in lijn met de politieke waarden van Recht en Rechtvaardigheid, de nationalistische regeringspartij in Polen.

Het begrip ‘diversiteit’ is hier eigen gemaakt door de rechter kant van het politieke spectrum en volledig gepolitiseerd. Associaties met de jaren 30 van de vorige eeuw zijn niet ver te zoeken. Maar wordt het idee ‘diversiteit’ dan niet gebruikt als een Trojaans Paard voor populistisch gedachtegoed om makkelijker de culturele sector binnen te varen? Of heeft de nieuwe directeur misschien zelfs een punt? Tenslotte betekent ruimte geven aan ‘de ander’ en meerstemmigheid ook geluiden en posities toelaten die recht tegenover mijn eigen opvattingen staan.

Bernatowicz’ aanpak legt de vinger op een zere plek. De reden voor het belang van diversiteit ligt besloten in de overtuiging dat cultuur van iedereen is en dat instellingen zoals musea de taak hebben om de grote verscheidenheid aan stemmen en verhalen in de samenleving gelijkwaardig de ruimte te geven. Een functie die internationaal beaamd wordt, zo ook door de ICOM. Met het bestempelen van conservatisme en zelfs fascisme als gemarginaliseerde posities wordt de logica van diversiteit tegen zichzelf gebruikt – een hachelijk dilemma. Dit wordt nog eens versterkt door het feit dat deze politieke stromingen in wezen helemaal geen diversiteit nastreven, maar het tegendeel, namelijk uitsluiting. Het liberale principe ‘diversiteit’ wordt zo gereduceerd tot politieke retoriek en decorum. Tegelijk legt dit dilemma wel de achilleshiel van het diversiteitsdebat bloot, namelijk de rol van identiteitspolitiek hierin. In zijn recente boek Identiteitbetoogt cultuurfilosoof Francis Fukuyama dat identiteitspolitiek juist leidt tot uitholling van de liberale waarden. Deze staan evenals de democratie onder druk, mede doordat een weeffout in het oorspronkelijke liberale vlechtwerk nog niet opgelost is – de menselijke behoefte om als gelijkwaardig gezien te worden, ofwelisothymie.Iedere vorm van polarisatie leidt hier verder vandaan. In het scheppen van verbindingen en het gehoor geven aan iedereen ligt volgens Fukuyama juist de oplossing.

In theorie klinkt dit overtuigend, maar de realiteit van musea als maatschappelijke instelling is een stuk grilliger. Dus hoe kan je omgaan met populisme en fascisme zonder dat het leidt tot uitholling van de liberale waarden?

‘Nodig hen uit’, zou Silke Wagner zeggen. Wagner is directeur bij het toonaangevende museum Albertinum in Dresden, een stad die gekenmerkt wordt door betogingen van neonazi’s en zich heeft ontwikkeld tot een treurig bolwerk van het opkomende fascisme in Duitsland. Onlangs heeft het stadsbestuur nog een ‘nazi-noodtoestand’ uitgeroepen. Sinds haar aantreden in 2014 maakt Wagner zich sterk voor cultuur als een resultaat van diversiteit, van een pluraliteit van stemmen in een geglobaliseerde wereld. De lokale nationalistische partij Alternative für Deutschland (AfD)focuste zich vanaf 2017 versterkt op de culturele instelling met de kritiek dat het onvoldoende Oost-Duitse kunst toont. Ook hier wordt het argument van een gemarginaliseerde groep en een voorbeeld voor diversiteit als populistisch stokpaard binnen de identiteitspolitiek gebruikt: wij worden niet gezien, dit is niet ‘onze’ cultuur.De situatie escaleerde in politieke acties, dreigementen aan haar persoon, haatmails en algehele agressie ten opzichte van het museum. Verlamming, onmacht en ook verdriet waren het gevolg, al sloegen deze snel om in een constructieve woede. Het museum zet in op dialoog en organiseert een programma van ontmoetingen en gespreksbijeenkomsten, uitdrukkelijk met uitnodiging van de tegenstanders. Na een stroef begin kantelt de waarneming naar een positieve waardering van het museum. Het niet eens zijn en toch samen door één deur kunnen – dat is de status quo van het Albertinum op dit moment, met meer positieve betrokkenheid en zelfs andere programmering als gevolg, bijvoorbeeld een recente tentoonstelling over Oost-Duitse kunst in een meerstemmige, internationale context.

De werkwijze van Wagner en het Albertinum heeft indruk op mij gemaakt. Het vergt moed zich niet te laten intimideren en in gesprek te gaan met juist díe posities die haaks staan op de eigen overtuigingen. Het is een manier om je aan de duivelse dans van de polarisatie te onttrekken door nadruk te leggen op diversiteit als werkwijze. Het functioneert hier als een tactiek om verschillende stemmen bij het museum te betrekken, als methode om relaties op te bouwen en als een instrument om andere vormen van collectiviteit te creëren. Wagners aanpak sluit aan bij het idee van het constituent museum, een initiatief vanL’Internationale, een Europees samenwerkingsverband van musea, waaronder het Van Abbemuseum in Eindhoven. Het concept gaat ervan uit dat het museum wordt bepaald door al zijn constituents, stakeholders dus, en beoogt een zo groot mogelijke inclusiviteit teweeg te brengen. Dat geldt zowel voor de inhoudelijk-artistieke programmering, als ook voor onderzoek, bemiddeling en publieksbereik. Diversiteit verandert zo in een praktijk van meerstemmigheid in allelagen van museale activiteit en schept een complex vlechtwerk van relaties. En net als alle relaties gaat dit soms gepaard met onwennigheden en de nodige groeipijn omtrent het leren luisteren, het niet met elkaar eens zijn, het verdragen van tegenstrijdige belangen en het continu opnieuw onderhandelen van posities en definiëren van gemeenschappelijke waarden.

Tenslotte lijkt dit dan toch niet zo ver weg van het andere deel van de hernieuwde ICOM-definitie: ‘[musea] zijn transparant en bereid tot samenwerking, en werken in actieve partnerschappen met en voor verschillende gemeenschappen, om te verzamelen, te bewaren, te onderzoeken, te interpreteren, te vertonen, en het begrip van de wereld te verbeteren’.Dat is in zichzelf al een ambitieuze opgave voor een museum, en wellicht is het creëren van verbindingen en begrip voor ‘het andere’ anno 2020 juist eenvorm van politiek engagement.

Door Alexandra Landré.